Duistere praktijken
Zou u een tv kopen als u wist dat het toestel gestolen was, ook al is die spotgoedkoop en weet u dat die toebehoort aan uw buren? En u ook weet dat de dief illegaal in het huis van de buren woont en hem gegijzeld houdt? Natuurlijk niet. En toch gaat u iets dergelijks doen als een bepaald voorstel van de Europese Commissie onder leiding van Durão Barroso, de goedkeuring krijgt van het Europese Parlement en van de Raad, en u vis gaat kopen in de supermarkt of in de viswinkel. Waarom? Omdat de Commissie goedkeuring probeert te krijgen van het Parlement en van de Raad voor een visserijakkoord met Marokko waaronder Spaanse, Portugese en andere Europese vissersschepen vergunning krijgen om in de wateren van West-Sahara te vissen, terwijl dat land illegaal bezet wordt door Marokko.
Destijds sloot Australië met Indonesië het Timor Gap verdrag, om te kunnen deelnemen in de olie-exploitatie in de zee die aan door Indonesië bezet Oost-Timor toebehoorde. Professor Roger Clark, van de Rutgers Law School (Verenigde Staten), betitelde Australië als “heler van gestolen goederen”. Duidelijke taal, die naadloos past op de duistere deal die de Europese Commissie uit ons aller naam wil sluiten.
Toen de eerste protesten kwamen, verzekerde de beschaamde Commissie dat de overeenkomst niet van toepassing was op de wateren van West-Sahara. Vervolgens, zoals Pontius Pilatus, probeerde de Commissie haar handen in onschuld te wassen door te verklaren dat de overeenkomst niets zei over de wateren van West-Sahara en dat het de verantwoordelijkheid van Marokko was als het daar visvergunningen zou verstrekken aan Europese bedrijven. Onder druk van Marokko, dat net zoals Indonesië deed met Australië, een deel van de buit aanbood om erkenning van zijn annexatie van Oost-Timor te krijgen, gaf de Commissie toe dat de wateren van West-Sahara wel degelijk onder het verdrag vielen. Hoewel ze toegaf wat wij vanaf het allereerste begin wisten, denkt de Commissie zich beschermd door het advies dat de Juridische Dienst van het Europese Parlement in de tussentijd heeft gegeven; deze meent dat de visserij in de Saharaanse wateren niet illegaal zou zijn als een deel van de financiële bijdrage die Europa betaalt aan Marokko ten goede zou komen aan de ontwikkeling van de plaatselijke bevolking.
Stelen is nu eenmaal stelen, hoe mooi de mantel van hypocrisie ook is waarmee men deze wil bedekken. Voor Namibië vaardigde de VN-Raad voor Namibië Decreet nr 1 uit, teneinde de natuurlijke hulpbronnen van het gebied te beschermen. De juridische rechtvaardiging voor dit decreet is volledig toepasbaar op de veroordeling van de huidige plundering van de grondstoffen van West-Sahara. De passiviteit van de Veiligheidsraad is te wijten aan de obstructie door Frankrijk en het gebrek aan politieke wil bij sommige andere leden van de Veiligheidsraad – niet aan het ontbreken van juridische argumenten.
Zoals Hector Gros Espiell, in zijn studie over het recht op zelfbeschikking, zonder aarzelen verklaarde: “Het verhandelen en gebruiken in al haar vormen van de natuurlijke hulpbronnen en de rijkdommen die toebehoren aan deze volkeren, door de koloniale mogendheden die hun grondgebied bezetten, is illegaal, met alle consequenties van dien.” 1 De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bevestigde herhaaldelijk dat “de exploitatie en plundering van de marine en andere natuurlijke hulpbronnen van gekoloniseerde en niet-zelfbesturende gebieden door het buitenlandse economische belangen, een ernstige bedreiging inhouden voor de integriteit en de welvaart van die Gebieden. 2 Resolutie III van de VN-Conferentie die de Conventie van het Recht van de Zee aannam, luidt: “In geval van een gebied wiens bevolking haar volledige onafhankelijkheid of enige andere vorm van zelfbestuur erkend door de Verenigde Naties nog niet heeft bereikt, of van een gebied onder koloniale overheersing, zullen voorzieningen ten aanzien van rechten en belangen vallende onder de Conventie worden getroffen voor het welzijn van de bevolking van het gebied, met het doel hun welzijn en hun ontwikkeling te bevorderen.” Een ander belangrijk juridisch VN-document stelt: “Geen Staat heeft het echt om investeringen te bevorderen of aan te moedigen die een obstakel kunnen vormen voor de bevrijding van een gebied dat met geweld bezet wordt gehouden.”3
Welnu, West-Sahara wordt door de VN beschouwd als een kolonie en is dus geplaatst op de lijst van Niet-Zelfbesturende gebieden onder Hoofdstuk XI van het Handvest (hoewel de Afrikaanse Unie en meer dan 70 landen het gebied als een Staat hebben erkend). Volgens de Verenigde Naties is Spanje, en niet Marokko, de Bestuurlijke Mogendheid van West-Sahara. Zowel de VN als de Afrikaanse Unie beschouwen Marokko als een bezettingsmacht en niet anders. Het is daarom duidelijk dat Marokko geeft enkel recht heeft op de natuurlijke hulpbronnen van West-Sahara.
In 2002 maakte Hans Corell, de VN Onder-Secretaris-Generaal voor Juridische Zaken ten behoeve van de Veiligheidsraad een specifieke studie over de juridische implicaties van de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen in de exploratie van minerale rijkdommen in West-Sahara op grond van contracten gesloten met een Marokkaanse overheidsinstelling. In die studie – hoewel omstreden omdat daarin de bevoegdheden van een Bestuurlijke Mogendheid gelijk worden gesteld aan die van een illegale bezettingsmacht – concludeert Corell dat “indien verdere exploratie en exploitatie zouden worden uitgevoerd zonder de belangen en wensen van de bevolking van West-Sahara te respecteren, deze een schending zouden inhouden van […] het internationaal recht”.4 Deze conclusie is uiteraard eveneens van toepassing op andere natuurlijke hulpbronnen van het gebied.
Wie is bevoegd zich uit te spreken over de wensen van het Saharaanse volk? De VN gaf het antwoord al, toen zij het Front Polisario beschouwde als diens legitieme vertegenwoordiger.5 En het Front Polisario maakte bezwaar tegen de insluiting van de Saharaanse wateren in de overeenkomst, in diens brieven naar Joe Borg, de Europese Commissaris voor Visserij, en naar Tony Blair, die toen het voorzitterschap van de EU bekleedde. Er is dus slechts één conclusie mogelijk: een bezettingsmacht probeert zich meester te maken van de natuurlijke rijkdommen van een bezet gebied, tegen de wil zoals die tot uitdrukking is gebracht door de vertegenwoordigers van zijn bevolking.
Men kan niet evenmin beweren dat de overeenkomst de belangen van de bevolking van West-Sahara op het oog heeft, zoals de Commissie ons wil doen geloven. Een groot deel van de Saharaanse bevolking leeft al dertig jaar als vluchteling in kampementen rond Tindoef (Algerije), in Mauritanië en in Spanje. De kolonisten die Rabat illegaal naar het gebied bracht overtreffen de oorspronkelijke bevolking in een verhouding van 3 op 1. Van eventuele investeringen in West-Sahara in de visserijsector zullen noodzakelijkerwijs de Marokkaanse en Spaanse bedrijven profiteren die daar gevestigd zijn, hoge militaire officieren die zich in de sector ingekocht hebben en, in mindere mate, de kolonisten. Van zulke investeringen zal de oorspronkelijke bevolking hoogstens een paar procent krijgen. Het is nu juist deze oorspronkelijke bevolking wier belangen gerespecteerd moeten worden, zoals Ben Bot, de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, onlangs benadrukte in zijn antwoorden op de door het Nederlandse Tweede-Kamerlid Van Bommel gestelde vragen.
De argumenten die door de Commissie naar voren zijn gebracht, zijn onjuist. Die onjuistheid is ook te zien aan het feit dat de Commissie veronderstelt dat Marokko zich als een goedwillende Bestuurlijke Mogendheid zal gedragen. Echter, zoals we zagen, Marokko is niet de Bestuurlijke Mogendheid van West-Sahara, en evenmin is het goedwillend, zoals men kan opmaken uit de vele rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch over de mensenrechtenschendingen in het gebied. Maar boven alles is belangrijk dat Marokko nu beide akkoorden die het ondertekende (het zogenoemde Settlement Plan van 1990 en de Houston Overeenkomst van 1997) afwijst en zijn “soevereiniteit” over de “zuidelijke provincies” als onherroepelijk beschouwt. Koning Mohamed VI verklaarde, gedurende zijn koloniale bezoek, eind maart, aan bezet gebied van West-Sahara: “Marokko zal geen centimeter, geen korrel zand van zijn geliefde Sahara prijsgeven.” Als dat het standpunt is van Rabat, wat is dan het argument van de Commissie waard? En hoewel de Commissie zweert, op alles wat heilig is, dat de visserijovereenkomst op geen enkele manier vooruitloopt op de internationale status van West-Sahara, is de waarheid dat zij de illegale en gewelddadige annexatie van het gebied beloont en een obstakel te meer vormt voor een vreedzame oplossing van het conflict.
De regeringen van Frankrijk, Spanje en Portugal hebben al laten doorschemeren dat zij in de Europese Raad het voorstel van de Commissie zullen goedkeuren. Zij oefenen druk uit op hun landgenoten in het Europese Parlement om het ongewijzigd door te laten gaan en wel zo snel mogelijk. Afgelopen jaar, op 27 oktober, nam het Parlement een resolutie aan waarin het de Raad en de Lidstaten vroeg actief de VN inspanningen te steunen voor behoud van de natuurlijk hulpbronnen van West-Sahara als een Niet-Zelfbesturend Gebied. Als het Parlement nu het groene licht geeft voor deze visserijovereenkomst, zonder enig voorbehoud te maken dat de wateren van West-Sahara uitsluit, zal het zich verstrikken in een absurde, beklagenswaardige tegenstelling.
Wij, leden van Western Sahara Resource Watch en de campagne Fish Elsewhere roepen de burgers van de Europese Unie en, in het bijzonder, de leden van het Europese Parlement op te voorkomen dat deze overeenkomst het internationaal recht schendt. Als u weigert vis te kopen opgehaald in troebel water, als u geen vis wilt eten die gestolen is van de Saharanen, zegt u dan met ons, luid en duidelijk, tegen de Commissie en tegen de regeringen die zichzelf tot helers willen maken: ga ergens anders vissen!
1 Het recht op zelfbeschikking, Implementatie van VN-resoluties, Verenigde Naties, New York, p. 27.
2 AV-VN Resolutie 46/64, van 11 december 1991.
3 Handvest van Economische Rechten en Plichten van Staten, art. 16, nr 2.
4 Verenigde Naties Veiligheidsraad, S/2002/161, 12 februari 2002.
5 AV-VN Resolutie 34/37, van 21 november 1979, nr 7, and Resolutie 35-19, van 11 november 1980, nr. 10.