Informatiedocument Democratische Arabische Republiek Sahara (West-Sahara)

Democratische Arabische Republiek Sahara (West-Sahara)

Informatiedocument

Inhoud

  Verantwoording
  Inleiding
1.0   Ligging
2.0   Aantal inwoners
3.0   Geografie
4.0   Belangrijke plaatsen en natuurlijke rijkdommen
5.0   De bevolking
6.0   Geschiedenis en cultuur
7.0   Koloniale geschiedenis
8.0   Politieke structuur
9.0   Vluchtelingenkampen
10.0   Saharaanse vrouwen
11.0   Onderwijs
12.0   Economie
13.0   Mensenrechten
14.0   Verenigde Naties
14.1   VN-dekolonisatieprogramma
14.2   Het Internationaal Gerechtshof
14.3   Het referendum
14.4   Vredesplannen Baker-I en II
14.5   Recente ontwikkelingen

Verantwoording

Het onderliggende informatiedocument is een bewerking van het Engelstalige briefing document dat Kamal Fadel, de vertegenwoordiger van bevrijdingsbeweging Polisario in Australië, in 2002 publiceerde. Waar nodig is de informatie geactualiseerd en bewerkt. Zowel het originele artikel als deze bewerking zijn op onze website (www.west-sahara.nl) te downloaden. Voor meer informatie kunt u ons via onderstaande contactgegevens bereiken.

Stichting Zelfbeschikking West-Sahara
e-mail: contact@west-sahara.nl

Inleiding

Dit informatiedocument vat de belangrijkste gebeurtenissen samen rondom het dekolonisatieproces van de voormalig Spaanse kolonie West-Sahara en geeft vervolgens aan waarom de oorspronkelijke bevolking van het gebied, de Saharanen, met overtuiging en vertrouwen hun recht op zelfbeschikking blijft opeisen.

De oorspronkelijke bevolking van West-Sahara heeft op 27 februari 1976 de Democratische Arabische Republiek (DARS) uitgeroepen. De DARS is een volwaardig lid van de Afrikaanse Unie en is wereldwijd door ongeveer 80 landen erkend.

De Verenigde Naties (VN) beschouwen West-Sahara als een nog te dekoloniseren gebied. Marokko houdt sinds 1976 West-Sahara bezet en heeft het Saharaanse volk tot nu toe het zelfbeschikkingsrecht onthouden.

De belangrijkste feiten achter het conflict kunnen als volgt worden samengevat:

1.
Het Saharaanse volk en zijn voorouders hebben zeker vanaf de eerste eeuw voor Christus West-Sahara bewoond en bestuurd.
2.
Het Saharaanse volk heeft zijn eigen unieke etnische, culturele en linguïstische identiteit.
3.
West-Sahara heeft nooit deel uitgemaakt van het Marokkaanse koninkrijk en het Saharaanse volk heeft nooit enige Marokkaanse soevereiniteit erkend.
4.
De periode van Spaanse kolonisatie (1884-1975) werd afgesloten met een illegale verdeling van het land tussen Marokko en Mauritanië. Deze verdeling was in strijd met eerdere Spaanse beloften om zich te houden aan de dekolonisatieprocedures zoals die door de Verenigde Naties zijn vastgesteld (het houden van een referendum over zelfbeschikking onder de oorspronkelijke bevolking).
5.
Het Internationaal Gerechtshof (IG) heeft zich gebogen over de soevereiniteitsaanspraken op West-Sahara van zowel Marokko als Mauritanië. De conclusie luidde dat beide landen geen bewijsmateriaal hadden ingebracht op grond waarvan enige soevereiniteit op het gebied valt af te leiden. Het Hof zag geen juridische belemmeringen voor het dekolonisatieproces van West-Sahara en, meer specifiek, voor het principe dat de bevolking van het gebied haar eigen politieke toekomst moet kunnen kiezen. De uitspraak van het IG was een ondubbelzinnige afwijzing van de soevereiniteitsaanspraken van Marokko en Mauritanië op West-Sahara.
6.
In 1976 maakten Marokko en Mauritanië zich gewapend van het gebied meester. Deze actie is onmiddellijk door de Verenigde Naties afgekeurd.
7.
Het Saharaanse volk organiseerde onder leiding van zijn bevrijdingsbeweging Front Polisario effectief militair verzet tegen deze illegale annexatie. In 1979 trok Mauritanië al zijn aanspraken op het gebied in en erkende de DARS als de legitieme regering van het gebied.
8.
Op het voortdurende militaire conflict volgde in 1991 een vredesplan van de VN. Beide partijen stemden in met een door de VN georganiseerd referendum onder de oorspronkelijke bevolking om het soevereiniteitsconflict op te lossen.
9.
Dit referendum is effectief vertraagd omdat Marokko zich herhaaldelijk mengde in VN-werkzaamheden en bezwaren inbracht tegen de kieslijst die door de VN werden opgesteld. Meerdere VN-diplomaten zijn tijdens dit proces opgestapt vanwege onacceptabele Marokkaanse inmenging in alle aspecten van het werk van de VN. De VN publiceerden in februari 2000 een voorlopige lijst van 86.000 kiezers die voor het referendum in aanmerking mochten komen. Marokko diende vervolgens 131.000 bezwaren op deze kieslijst in.
10.
Marokko presenteerde in 2001 een alternatief plan. Dit plan gaf het gebied pseudo-autonomie onder de Marokkaanse kroon. Aangezien dit plan voorbij ging aan het recht op zelfbeschikking was het onacceptabel voor zowel de Saharaanse bevolking als voor de VN-Veiligheidsraad.
11.
In 2003 presenteerde de speciale afgezant van de VN voor West-Sahara, James Baker, een vredesplan waarin sprake was van een vijf jaar durende periode waarin West-Sahara een autonoom deel van Marokko zou worden. Vervolgens zou een referendum voor zelfbeschikking worden gehouden waarin zowel de Saharanen als de Marokkanen die momenteel in het gebied wonen mochten stemmen. Polisario heeft dit plan geaccepteerd. Marokko heeft dit plan echter afgewezen met als reden dat het de territoriale integriteit van het land aantast. Marokko weigert nog langer te praten over het zelfbeschikkingsrecht van het Saharaanse volk.

De politieke situatie is net zo grimmig als de situatie waarin de Saharaanse vluchtelingen de laatste 30 jaar verkeren. Een referendum over zelfbeschikking is het onvervreemdbaar recht van de oorspronkelijke bevolking. Dit recht is verankerd in het Handvest van de Verenigde Naties.

Het getuigt van inconsistentie dat de VN-Veiligheidsraad het zelfbeschikkingsrecht van het volk van Oost-Timor actief ondersteunt, terwijl de situatie in West-Sahara wordt genegeerd. Het is moreel onacceptabel dat de rechten van de Saharaanse bevolking worden opgeofferd vanwege een gebrek aan wilskracht van de VN.

1.0 Ligging

Het gebied dat bekend staat als West-Sahara ligt in Noordwest-Afrika, wordt doorsneden door de Kreeftskeerkring en grenst aan Mauritanië, Algerije, Marokko en de Canarische Eilanden (Spanje). De huidige grenzen van het gebied zijn het resultaat van koloniale verdragen tussen Frankrijk en Spanje uit 1900, 1904 en 1912. Kaart van West-Sahara >>

2.0 Aantal inwoners

In 1974 organiseerden de Spaanse koloniale autoriteiten een volkstelling in West-Sahara ter voorbereiding van een postkoloniaal referendum. Deze volkstelling registreerde 74.000 oorspronkelijke Saharanen. Tussen 1975 en 1997 zijn er naar schatting 200.000 Marokkaanse kolonisten in West-Sahara komen wonen, vergezeld door 200.000 soldaten van het Marokkaanse leger (FAR). Er wonen meer dan 65.000 oorspronkelijke Saharanen in het gebied. 180.000 Saharaanse vluchtelingen verblijven momenteel in kampen in Zuidwest-Algerije. De meest recente cijfers van de overheid van de Verenigde Staten schatten de burgerbevolking in West-Sahara op 273.008 zielen (juli 2005).

De overgrote meerderheid van de Saharaanse bevolking leeft in het noorden van het door Marokko bezette gebied en in de vluchtelingenkampen in Zuidwest-Algerije.

3.0 Geografie

West-Sahara bestaat uit twee provincies: Saguia el Hamra in het noorden en Rio de Oro (ook wel bekend als Wadi ed Dahab) in het zuiden. Het gebied beslaat ongeveer 266.000 km². West-Sahara is ongeveer 6,5 keer zo groot als Nederland en ongeveer 9 keer zo groot als België.

De topografie van het gebied wordt voornamelijk door vlakten gevormd, afgewisseld met enkele hoogvlakten die een maximale hoogte van 400 meter bereiken. Het gebied bevat geen permanent oppervlaktewater en is daarom bijzonder kwetsbaar voor periodes van droogte. West-Sahara kan grofweg worden verdeeld in drie geografische zones:

i)
De noordoostelijke zone loopt van het Atlasgebergte tot de heuvels van Zemmour en bestaat uit rotswoestijn (hamada) met steile bergen, veel hoogteverschillen en een enkele waterbron.
ii)
De noordelijke rivierzone omvat Wadi Draa in het noorden en de Jat in het westen. Deze wadi’s blijven over nadat in het regenseizoen in de herfst kortstondig rivieren zijn ontstaan. Door de hoge temperaturen verdampt het water in de rivieren voordat het de zee bereikt. In deze rivierzone stroomt de Saguia el Hamra (de Rode Rivier) die vanwege haar grote belang de naam van de streek heeft geleverd. De oevers van deze rivier bieden voldoende vegetatie voor het houden van vee en in de regio rond Smara worden gerst en maïs verbouwd.
iii)
De zuidelijke zone, Rio de Oro, bestaat uit laagland, ergs (zandwoestijnen) en zandduinen. De grond is te doorlatend om water in het regenseizoen vast te kunnen houden en te vlak om tijdelijke rivieren te kunnen vormen. Daarom komt het water direct onder het oppervlak terecht. Vele waterputten maken gebruik van deze ondergrondse waterreservoirs. Het landschap in het binnenland is vrij monotoon. Aan de kust wordt deze monotonie alleen onderbroken door de schiereilanden Dajla (voormalig Villa Cisneros) en Guera.

In het binnenland heerst een landklimaat met koude, droge winters en extreem hete zomers waarbij de temperatuur kan oplopen tot boven 50 graden Celcius. De koude zeewind zorgt voor zware mist en dauwvorming aan de kust. Gedurende 60% van het jaar waait er een droge wind vanuit het binnenland (harmattan) die zoveel zand meebrengt dat het zicht hierdoor ernstig kan worden gehinderd. In Dajla valt gemiddeld slechts 45 millimeter neerslag per jaar. Een hete, droge siroccowind kan gedurende de winter en lente voorkomen en voert grote hoeveelheden stof en zand aan. In de vochtige kuststreek is de vegetatie gevarieerd. In het binnenland is de vegetatie spaarzaam en typisch voor steppe- en woestijngebieden, met uitzondering van uitbundige plantengroei rond oases. Kaart van West-Sahara >>

4.0 Belangrijke plaatsen en natuurlijke rijkdommen

De hoofdstad van het gebied, El Aaiun (ook Laayoune genoemd), heeft een geschatte bevolking (zowel burgerlijk als militair) van 145.000 tot 250.000 inwoners. De twee overige belangrijke plaatsen zijn Dajla, een zuidelijke kustplaats en de belangrijkste haven van het gebied, en de heilige stad Smara. De belangrijkste grondstoffen die het gebied rijk is, zijn het fosfaat dat in Bu-Craa wordt gewonnen, rijke visgronden voor de kust en ijzerertsafzettingen.Kaart van West-Sahara>>

5.0 De bevolking

West-Sahara is gedurende zijn gehele geschiedenis bewoond door nomadische stammen die door de weinige en onregelmatige regenval vee hielden en waar mogelijk aan landbouw deden. Nomadische stammen trekken door de woestijn via min of meer vastliggende routes die afhangen van het seizoen, beschikbare waterputten en de aanwezigheid van weidegrond. Deze stammen stonden bekend als de ‘ahel es-Sahel’, de mensen uit de Saharaanse kuststreek. Tegenwoordig worden zij Saharanen genoemd.

De Saharanen zijn de oorspronkelijke bevolking van West-Sahara en zijn de directe afstammelingen van woestijnnomaden die op hun beurt afstammen van een samengaan van Berberse (Sanhaja/Zenata) en Arabisch-Jemenitische (Maqil) stammen. De Maqil migreerden in de dertiende eeuw naar West-Sahara en hun taal, het Hassania, heeft vervolgens de oorspronkelijke Berbertaal geleidelijk verdrongen. Vandaag de dag spreken alle Saharanen Hassania en verschillen zij zowel etnisch als cultureel van omliggende volken.

Saharanen zijn aanhangers van de soennitische stroming in de islam en hebben leefregels gebaseerd op de Koran en lokale gewoonten. De contacten tussen de verschillende stammen hebben het fundament gevormd voor de Saharaanse samenleving. De Saharaanse samenleving werd bestuurd door de Ait Arbain (Raad van Veertig) waarin elke Saharaanse stam evenredig werd vertegenwoordigd. Dit staat in sterk contrast met omliggende landen die door een erfelijke monarchie of door de sterkste tribale factie werden bestuurd. De Raad kwam zowel op gezette tijden bijeen om lopende civiele zaken te bespreken als tijdens oorlogs- en crisistijd. De Saharaanse stammen waren onderverdeeld in kleinere, sterk autonome groepen die werden geleid door sjeiks of stammenoudsten. De Sjeik, die zowel aangewezen als verkozen kon worden, voerde traditionele taken uit als het leiden van bruiloften en begrafenissen, was raadsman voor zijn groep en hield een summier ‘bevolkingsregister’ bij. De Saharaanse stammensamenleving kende een dermate hoge organisatiegraad dat de Saharaanse Raad officiële vertegenwoordigers aanwees voor nabijgelegen entiteiten als Algerije, Marokko en Mauritanië.

6.0 Geschiedenis en cultuur

De menselijke bewoning van het gebied dat nu de Sahara is, gaat 10.000 jaar terug. Prehistorische rotstekeningen wijzen er op dat het gebied tot ongeveer 3000 voor Christus een gematigd klimaat kende. Buffels, olifanten en giraffen kwamen in het gebied voor en vanaf 6000 voor Christus werd er volop aan veeteelt gedaan. Tussen 3000 voor Christus en 1000 na Christus veranderde het wereldklimaat zodanig dat de Sahara langzaam in een woestijn veranderde. De bevolking werd hierdoor gedwongen een nomadisch leven te gaan leiden.

Omstreeks 1000 voor Christus migreerden de Sanhaja-Berbers naar het gebied in Noordwest-Afrika dat nu West-Sahara heet. Vervolgens voegde zich een andere Berberstam bij hen, de Zenata. Samen stonden deze stammen bekend als de Bafour. In 149 voor Christus vernietigde het Romeinse Rijk Carthago (gelegen in het huidige Tunesië). Vervolgens annexeerden de Romeinen in 44 na Christus het noordwestelijke Afrikaanse gebied aan de Middellandse Zee (grofweg het tegenwoordige Marokko) en maakten dit tot de provincie ‘Mauretania’. Het Romeinse gezag strekte zich echter niet uit tot West-Sahara. In de vijfde eeuw na Christus was het Romeinse Rijk in verval en werd de provincie Mauretania geplaagd door aanhoudende aanvallen van Berbers vanuit de Sahara.

Na de dood van de profeet Mohammed in 632 na Christus drongen islamitische Arabieren door in westelijke richting, en bereikten Egypte en vervolgens Libië (Cyrenaica). In eerste instantie wisten Berberstammen deze opmars te stuiten, maar door het aanleggen van forten wisten de Arabieren het veroverde gebied geleidelijk uit te breiden tot de gehele Maghreb. Zowel de Zenata als de Sanhaja, de beide woestijnstammen, verweerden zich krachtig tegen deze invasie; desondanks omarmden zij de morele, religieuze en culturele voorschriften van de islam. In 711 vielen de Arabieren Spanje binnen en wisten op te rukken in vrijwel geheel Spanje en tot in Zuid-Frankrijk alvorens zij in 732 werden verslagen tijdens de Slag bij Poitiers. De Arabieren versterkten vervolgens hun greep op Spanje en stichtten het Kalifaat van Cordoba. Tijdens de dynastie van de Omajjaden (756-1031) werd het Kalifaat een belangrijke macht in de regio. Tegen het einde van de achtste eeuw was Cordoba de belangrijkste stad in Europa ten westen van Constantinopel (het tegenwoordige Istanbul).

In de tiende eeuw kregen de overgebleven Arabische koninkrijken in Marokko en Algerije een toenemend aantal aanvallen te verduren van naar het noorden oprukkende Berbers. De Saharaanse bevolking werd verenigd door religieuze islamitische hervormingsbewegingen. Deze eenheid mondde uit in de stichting van het Rijk der Almoravieden (1056-1147) door een confederatie van Senhadjastammen. De Almoravieden voerden grootschalige oorlogen in Noord-Afrika en veroverden Marokko en het Koninkrijk Ghana (Mali). Vervolgens trad een splitsing onder de Almoravieden op. De ene factie trok zich terug naar de woestijn in het zuiden terwijl de andere factie in 1069 de Middellandse Zee overstak en Andalusië (Zuid-Spanje) binnenviel. Vanaf 1110 was geheel Spanje verenigd onder de Almoravieden. De herovering van het Iberisch schiereiland door christelijke legers begon niet lang daarna en in de dertiende eeuw was het gebied weer grotendeels in christelijke handen. In 1492 werd het laatste moslimkoninkrijk (Grenada) door de christenen veroverd.

Een tweede door Berbers geleide hervormingsbeweging mondde uit in de stichting van de dynastie der Almohaden (1130-1269) in de Maghreb, welke vervolgens in het oosten werd opgevolgd door de staat der Hafsiden (1228-1574) en in het westen door de Meriniden (1196-1465). In de dertiende eeuw, een periode waarin zowel islamitisch Spanje als de dynastie der Alhomaden in verval waren, migreerde een Arabisch-Jemenitisch volk, de Maqil, naar West-Sahara. Samen vormden de Maqil en de Sanhajastammen een nieuwe etnische groep met een unieke politieke en culturele identiteit: de Moren. Vanaf dit moment verzetten de Moorse stammen zich hevig tegen de komst van andere volkeren in het gebied. De Portugezen verkenden, voordat zij in 1434 aan hun koloniale expansie begonnen, de kust van Noordwest-Afrika. In 1578 werd het Portugese leger bij Al-Kasr Al-Kabir beslissend verslagen door de Marokkanen. Marokko bleef daarom een onafhankelijk sultanaat onder de dynastieën van de Saadi’s (1511-1649) en de Alawi’s (1666-nu).

In 1590 stuurde de Marokkaanse sultan Ahmad al-Mansour een expeditieleger om het Songhairijk ten zuiden van de Sahara te veroveren en een vazalstaat te stichten in Sudan. Het motief voor deze zuidelijke expansie lag in het verkrijgen van zout waarmee goud en zilver konden worden gekocht. Handel had het Songhairijk welvarend gemaakt en het tot een centrum van wetenschap en cultuur gemaakt. Tot het rijk behoorden de gebieden tussen en rondom de handelscentra Jenne, Gao, Taghaza en de hoofdstad Timbuktu. Timbuktu werd veroverd, waarna het Songhairijk gedurende een eeuw tribuut aan Marokko verschuldigd was. De Marokkaanse overheersing over Songhai was tijdelijk en heeft zich nooit uitgebreid naar de Moorse stammen ten westen van het gebied.

Saguia el-Hamra stond in de achttiende eeuw bekend als het “Land van de Heiligen” en vormde een centrum van islamitische wetenschap en spiritualiteit met de heilige stad Smara als brandpunt. Het gebied trok islamitische pelgrims aan uit heel Afrika en het Midden-Oosten.

7.0 Koloniale geschiedenis

Na de eerste Portugese koloniale expedities naar Noord-Marokko tussen 1434 en 1578 kwam de Europese kolonisatie pas op gang met de Franse invasies van Algerije (1830) en Marokko (1844). Spaanse troepen vielen in 1860 Ceuta binnen en stichtten Spaans Marokko. Vervolgens verklaarden zij in 1884 het gebied van Kaap Blanc tot Kaap Bojador (Rio de Oro) tot protectoraat. Na de Conferentie van Berlijn in 1885, waarin Afrika onder de Europese machten werd verdeeld, werd de kolonisatie van zowel Algerije (vanaf 1870), Rio de Oro en Spaans Marokko (beide vanaf 1885) erkend. In 1886 begonnen Spanje en Frankrijk met de onderhandeling om de grenzen vast te stellen. Dit leidde tot de Frans-Spaanse koloniale verdragen van 1900, 1904 en 1912. Marokko en de Spaanse Sahara werden in 1912 tot protectoraten van respectievelijk Frankrijk en Spanje verklaard.

De Saharanen verzetten zich, in tegenstelling tot de snelle Marokkaanse onderwerping, fel tegen de Franse en Spaanse koloniale expansie. Frankrijk consolideerde eerst zijn greep op Marokko, om vervolgens zijn militaire offensief in Mauritanië te intensiveren. Hierbij werd de grens met de Spaanse Sahara (Saguia el-Hamra) meermalen geschonden. De Saharanen bleven de Franse bezetting van Mauritanië bestrijden. Dit leidde tot het Franse dreigement het Spaanse protectoraat desnoods gewapenderhand in te nemen om het verzet te breken. Vervolgens begonnen Frankrijk en Spanje in 1936 een gezamenlijke militaire operatie om zowel het verzet in Mauritanië als de Spaanse Sahara te vernietigen. Pas vanaf dit moment kan gesproken worden over een daadwerkelijke Spaanse heerschappij in de ‘Spaanse Sahara’.

De Frans-Spaanse samenwerking leidde in 1958 tot een grote militaire operatie genaamd ‘Operatie Ecouvillon’, waardoor het Saharaanse georganiseerde verzet werd vernietigd. De Saharaanse troepen, die eerder de Marokkanen (en de Algerijnen en Mauritaniërs) hadden gesteund in hun vrijheidsoorlog tegen Frankrijk, vroegen Marokko om steun tegen de voortdurende Spaanse bezetting van West-Sahara. Marokko had echter een onderhands akkoord met Spanje gesloten en verraadde de Saharanen door essentiële aanvoerlijnen te blokkeren. In ruil voor dit verraad droeg Spanje de provincie Tarfaya over aan Marokko. Dit gebied lag tot dit moment ten zuiden van Marokko, stond onder Spaans gezag en werd bewoond door Saharanen.

Ondanks de repressieve aard van het Spaanse koloniale bestuur bleven de Saharanen met demonstraties verzet bieden tegen de bezetting, zij het sporadisch. In 1963 werd West-Sahara toegevoegd aan de VN-lijst van nog te dekoloniseren gebieden. De VN trachtten destijds de dekolonisatie van Afrika te bewerkstellingen. De Algemene Vergadering van de VN sprak zich uit voor een referendum voor zelfbeschikking in het gebied, te houden in 1966. De Beweging voor de Bevrijding van de Sahara nam vanaf 1967 de leiding van het verzet van de Saharaanse burgers. Spaanse plannen in 1970 om West-Sahara tot een provincie van Spanje te maken leidden tot massale betogingen. Spaanse troepen vermoordden demonstranten, de koloniale overheid verpletterde de bevrijdingsbeweging.

Het vooruitzicht van voortdurende Spaanse onderdrukking gaf het Saharaanse volk geen andere keus dan te vechten voor soevereiniteit. In 1973 werd het Volksfront voor de bevrijding van Saguia el Hamra en Rio de Oro, afgekort Front Polisario, opgericht. Kort daarop begon het gewapende verzet tegen de Spaanse bezetter, waarop de koloniale autoriteiten reageerden met meedogenloze vergeldingsacties op de burgerbevolking.

In 1974 hielden de Spaanse koloniale autoriteiten een volkstelling in West-Sahara ter voorbereiding van een door de VN gewenst referendum. De Verenigde Naties stuurden delegaties om zich op de hoogte te stellen van de politieke wensen van de bevolking en van de omringende landen. De Spaanse regering deelde op 14 november 1975 echter de ‘Spaanse Sahara’ in tweeën door middel van een geheim verdrag dat tegenwoordig bekend staat als het ‘Akkoord van Madrid’. Het gebied werd verdeeld tussen Mauritanië en Marokko in ruil voor blijvende Spaanse rechten op grondstoffen. Spanje trok zich vervolgens terug. Op 27 februari 1976, de dag dat de laatste Spaanse militairen het gebied verlieten, stichtte het Saharaanse volk in Bir Lehlu de Democratische Arabische Republiek Sahara (DARS).

Marokko en Mauritanië ondernamen onmiddellijk actie om West-Sahara te bezetten. 350.000 Marokkanen werden onder druk van de autoriteiten en met financiële stimuli op de been gebracht om onder bescherming van het Marokkaanse leger in een ‘Groene Mars’ op 6 november 1975 het gebied binnen te vallen en te koloniseren.

De toenemende escalatie van het conflict leidde in 1976 tot een massale exodus richting het oosten van 165.000 Saharaanse burgers om aan Marokkaanse luchtaanvallen te ontsnappen. Tijdens deze bombardementen werden napalm- en clusterbommen ingezet tegen de burgerbevolking. Saharaanse vluchtelingen kwamen in tentenkampen bij de Algerijnse stad Tindouf terecht, dicht bij de grens.

Polisario richtte zich vervolgens op langdurige en aanhoudende militaire acties tegen Marokkaanse en Mauritaanse militaire doelen in West-Sahara en omliggende gebieden.

In 1979 kwam Mauritanië met Polisario overeen dat het zijn claims op West-Sahara zou opgeven. Vervolgens erkende Mauritanië formeel de DARS als de rechtmatige soevereine autoriteit van West-Sahara.

Marokkaanse troepen vielen daarop meteen het gebied binnen waar de Mauritaanse troepen waren gelegerd. Er volgde een langdurig militair conflict tussen Polisario en Marokko, waarbij Polisario Marokkaanse militaire doelen aanviel in West-Sahara en het zuiden van Marokko, en Marokko vergeldingsacties hield onder de Saharaanse burgerbevolking die in het bezette gebied was achtergebleven. Frankrijk heeft Marokko in deze oorlog expliciet gesteund door zijn luchtmacht in te zetten om Saharaanse nederzettingen en burgers te bombarderen.

In het begin van de jaren ’80 begon Marokko met de aanleg van een 2.200 kilometer lange verdedigingsmuur (wal) rondom het bezette gebied. Deze constructie van zand en steen is ongeveer twee meter hoog en is voorzien van loopgraven, prikkeldraad en radarsystemen. Op regelmatige afstanden zijn garnizoenen gelegerd en het geheel wordt omgeven door naar schatting drie miljoen landmijnen.

In 1991 presenteerden de Verenigde Naties en de Organisatie van Afrikaanse Eenheid een vredesplan waar beide strijdende partijen mee instemden. Dit vredesplan leidde uiteindelijk tot:

a)
De komst van de VN-missie voor een referendum in de Westelijke Sahara (MINURSO).
b)
Het sluiten van een staakt-het-vuren (met de muur als formele scheiding tussen de partijen).
c)
Het starten van het identificatieproces van stemgerechtigden, gebaseerd op de Spaanse volkstelling van 1974.

Vanaf 1991 proberen de VN het dekolonisatieproces op gang te brengen met als doel een referendum te houden waarin de inwoners van West-Sahara zich kunnen uitspreken over hun toekomst en een duurzame rechtmatige oplossing voor het conflict te vinden.

In 2003 kwam de Speciale Afgezant van de Secretaris-Generaal van de VN voor West-Sahara, de Amerikaan James Baker III, met zijn laatste vredesplan. Dit nieuwe vredesplan behelsde vijf jaar autonomie voor West-Sahara, gevolgd door een referendum waarin niet alleen de Saharanen, maar ook de Marokkaanse kolonisten die na 1975 in het gebied zijn gaan wonen, mogen stemmen. Polisario heeft – onder protest – ingestemd met dit vredesplan. De Marokkaanse autoriteiten hebben dit vredesplan – wat zij zelf hebben helpen opstellen – echter verworpen. Sindsdien weigert Marokko openlijk medewerking aan het houden van het referendum en wil het land niet meer praten over Saharaanse zelfbeschikking.
Kaart van de verdeling van Afrika, 1885-1914 >>
VN-resolutie 2072 (XX) (Engels) 16-12-1965 >>
Meer over het Bloedbad van Zemla (Engels) 17-06-1970 >>
Fragment uit het rapport van de VN-onderzoeksmissie naar West-Sahara (Engels) juni 1975 >>
Meer over de ‘Groene Mars’ (Engels) 06-11-1975 >>
Tekst van het Akkoord van Madrid (Engels) 14-11-1975 >>
Onafhankelijkheidsverklaring van de DARS (Engels) 27-02-1976 >>

8.0 Politieke structuur

Tegen het einde van 1967 richtten Saharanen een beweging op genaamd Harakat Tahrir Saguia el-Hamra wa Oued ed-Dahab (Bevrijdingsbeweging van Saguia el-Hamra en Oued ed-Dahab). Deze beweging had tot doel een vreedzaam onafhankelijkheidsproces te eisen. Deze organisatie werd in 1970 door Spaanse koloniale troepen vernietigd. Vervolgens werd in 1973 een nieuwe onafhankelijkheidsbeweging opgericht, het Frente Popular para la Liberación de Saguia el Hamra y Rio de Oro (Front Polisario). Deze nieuwe beweging bond gewapend de strijd met de Spaanse koloniale troepen aan, hierbij binnen de kortste keren gesteund door de overgrote meerderheid van de Saharanen.

Dit verzet leidde uiteindelijk tot de terugtrekking van de Spaanse koloniale troepen en de uitroeping van de Democratische Arabische Republiek Sahara door Polisario op 27 februari 1976. De provisionele grondwet van de DARS benoemde de troepen van Polisario tot het Saharaanse Volksbevrijdingsleger (SPLA).

Het Front Polisario is geen politieke partij, maar een bevrijdingsbeweging die te vergelijken is met andere bevrijdingsbewegingen (het ANC in Zuid-Afrika, SWAPO in Namibië, Fretelin in Oost-Timor) tijdens hun respectievelijke vrijheidsstrijden. Binnen Polisario bestaan verschillende politieke ideeën, maar er is slechts een overkoepelend doel: het bereiken van vrijheid en onafhankelijkheid voor het Saharaanse volk.

Tijdens een Algemeen Congres worden eenmaal per drie à vier jaar de leiders van Polisario gekozen. De meeste leiders van Polisario bekleden posities binnen de regering van de DARS. Na de onafhankelijkheid is het doel van Polisario bereikt en zal er een meerpartijenstelsel worden ingevoerd.

De grondwet van de DARS is tot stand gekomen tijdens een aantal Congressen waar democratisch gekozen afgevaardigden bijeen kwamen. Deze congressen, die gedurende de gehele oorlog met Marokko zijn gehouden, hebben handen en voeten gegeven aan het beleid en de instituties van de DARS en hebben de leiders van de regering in ballingschap gekozen.

In de grondwet van de DARS komt de strijd voor onafhankelijkheid van het Saharaanse volk en de vorming van een democratische natiestaat naar voren. De Congressen van de DARS bepalen de hoofdlijnen op politiek, militair, administratief, sociaal en diplomatiek vlak en stellen actieplannen op. De structuur van de nieuwe Saharaanse natie is gestoeld op de volgende principes:

Wegnemen van de ongelijkheid tussen stad en platteland;
Werken aan het waarborgen van politieke en sociale rechten voor vrouwen zodat zij volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij en de opbouw van de natie;
Wegnemen van alle oorzaken van sociale en morele corruptie;
Bescherming van de Saharaanse beschaving en haar religieuze erfgoed;
Aanbieden van gratis en verplicht onderwijs;
Afschaffen van de doodstraf;
Prioriteit geven aan preventie van ziekten, oprichten van ziekenhuizen en het aanbieden van gratis gezondheidszorg;
Grondrechten van leven en waardigheid voor alle burgers garanderen, en:
Voor iedere burger woonruimte beschikbaar stellen;
Stimuleren van buitenlandse investeringen.

Deze principes hebben tot doel de mensenrechten en de democratische rechten voor de burgers van de DARS te garanderen.

De regering staat aan het hoofd van een aantal ministeries die bepaalde verantwoordelijkheden hebben voor interne en externe zaken. Deze ministeries worden ondersteund door en werken samen met een keur aan raden en comités waarvan de leden worden gekozen door hun achterban. Ter voorbereiding op formele onafhankelijkheid heeft de DARS/Polisario een ‘witboek’ opgesteld waarin de structuur, functies en principes van de regering zijn beschreven. Daarnaast is de regering een stageprogramma gestart voor mensen die waarschijnlijk sleutelposities in de publieke en private sectoren gaan bekleden (bankwezen, douane, havenautoriteiten etc.). Zodra het conflict opgelost is, zal de DARS/Polisario de overheidsinstanties vanuit de kampen naar West-Sahara verplaatsen.

De DARS is formeel verdeeld in vier provincies (Wilaya’s), die elk zijn onderverdeeld in districten (Daira’s). Het is de bedoeling dat de Daira’s de belangrijkste regionale en lokale bestuurseenheden worden; op dit moment functioneren zij echter als administratie-eenheden voor de vluchtelingen in de regio van Tindouf. Een Daira vertegenwoordigt een vluchtelingenkamp en organiseert bijeenkomsten om haar leden en de vertegenwoordigers op provinciaal en nationaal niveau te kiezen. De raden van de Daira’s controleren het bestuur van de vluchtelingenkampen en hebben bewezen zeer efficiënt te werken.

Sinds 1984 is de DARS een volwaardig lid van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (tegenwoordig Afrikaanse Unie). Het land wordt wereldwijd door ongeveer 80 landen erkend als de legitieme regering van het Saharaanse volk. Dit is echter inclusief de landen die deze erkenning naderhand hebben bevroren of ingetrokken. Zijne Excellentie Mohammed Abdelaziz bekleedt momenteel de posities van secretaris-generaal van Polisario en president van de DARS.Grondwet van de DARS (Frans) 1999 >>

9.0 Vluchtelingenkampen

De Saharaanse vluchtelingenkampen liggen in het zuidwesten van de Algerijnse Sahara, nabij de stad Tindouf. Deze stad is eveneens het zuidelijke hoofdkwartier van het Algerijnse leger, met een sterke aanwezigheid van land- en luchtmacht. De kampen Smara, Auserd en El Aaiun liggen rondom Rabouni, het regeringscentrum van Polisario. Kamp Dajla is ongeveer 155 kilometer van dit centrum verwijderd. De Democratische Arabische Republiek Sahara/Front Polisario heeft van de Algerijnse regering autonomie verkregen om de kampen te besturen. De bevolking van ieder kamp werd in 1997 geschat op 45.000 tot 65.000; de totale vluchtelingenpopulatie kwam uit op 167.000. In de laatste jaren wordt de totale bevolking echter geschat op meer dan 200.000.

De vluchtelingenkampen liggen in een van de meest onherbergzame woestijnen van Afrika. Het gebied was voor de komst van de vluchtelingen onbewoond. De regio is extreem droog, met temperaturen die in de zomer vaak boven 55 graden Celsius uitkomen en met zeer spaarzame regenval. Er is geen natuurlijk oppervlaktewater, de grond is steenachtig en bedekt met fijn stof. In de regio komen zware zandstormen (sirocco’s) voor die dagen kunnen aanhouden.

Deze zware leefomstandigheden vereisen een uiterst efficiënte organisatie in de vluchtelingenkampen, die bijna uitsluitend in handen van de Saharaanse vrouwen is. De meerderheid van de mannen woont niet in de kampen: zij zijn actief in het leger of werken in het buitenland.

Tijdens de eerste jaren waren er veel infectieziekten en was het sterftecijfer in de vluchtelingenkampen zeer hoog. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR stelde voedsel beschikbaar voor slechts 80.000 mensen, terwijl er destijds ongeveer 180.000 vluchtelingen waren. De oorzaak hiervan is de aanhoudende Marokkaanse ontkenning dat er zoveel vluchtelingen zijn. Dit heeft geleid tot ondervoeding die vooral de kinderen in de kampen trof. Marokkaanse bemoeienis heeft tot gevolg dat UNHCR en andere hulporganisaties momenteel volgens berekeningen ongeveer een jaar achterlopen met de hulp die aan de vluchtelingenkampen is toegezegd. Maar streng toezicht op hygiëne en de voedseldistributie aan kinderen heeft er voor gezorgd dat zowel kindersterfte als ondervoeding onder controle zijn.

Elk kamp heeft een gemeenschappelijke tuin waar groenten worden gekweekt voor zieken en zwakkeren. Vanwege de natuurlijke omgeving kan er slechts heel weinig worden gekweekt en zijn er slechts groenten voor degenen die hier het meeste baat bij hebben. Families zijn afhankelijk van de hulp van UNHCR. Deze hulp bestaat uit met vitaminen verrijkt melkpoeder en basisvoedsel als bonen, pasta, rijst en bloem. Af en toe is er geiten-, schapen- of kamelenvlees beschikbaar. Dit is echter zeer zeldzaam en het vlees moet met velen worden gedeeld.

Water is zeldzaam en besmettingen zijn een probleem omdat elk kamp afhankelijk was van waterputten die zijn uitgegraven om wat water voor irrigatie en persoonlijk gebruik te leveren. Fleswater wordt geïmporteerd, maar slechts weinig vluchtelingenfamilies hebben hier toegang toe. De problemen rondom (de aanvoer van) water hebben geleid tot een reeks van ziekten, zoals hepatitis en zware koortsen. Diarree is endemisch en een groot gezondheidsprobleem voor kinderen en ouderen. Polisario en een reeks hulporganisaties hebben hard gewerkt aan verbetering van de situatie. De onherbergzaamheid en geïsoleerde ligging van het gebied maken dit echter heel moeilijk.

Vanwege het stof en de droogte zijn astma en longziekten eveneens een groot gezondheidsprobleem. Dit heeft geleid tot doden, terwijl het gebrek aan medicijnen, uitrusting en doktoren een preventieprogramma voor astma onmogelijk maakt. Het voorkomen van grauwe staar en andere oogziekten bleek om dezelfde redenen onmogelijk. Alhoewel vele hulporganisaties, zoals Solidaridad Internacional del Pais Valenciano, klinieken in de kampen hebben, wordt in de behoeften van de bewoners slechts beperkt voorzien.

De DARS richt zich sterk op preventieve gezondheidszorg door programma’s op te zetten om Saharaanse vrouwen op te leiden tot verpleegkundigen en jonge Saharanen in het buitenland medische studies te laten volgen. Het Ministerie van Gezondheidszorg heeft een nationaal ziekenhuis geopend waar operaties kunnen worden uitgevoerd en fysiologische en psychologische behandelingen kunnen plaatsvinden.

10.0 Saharaanse vrouwen

De regering van de DARS erkent de rol die Saharaanse vrouwen in de toekomst zullen spelen in de wederopbouw en het bestuur van het land. Daarom is onderwijs aan vrouwen een prioriteit. Er zijn een aantal scholen voor vrouwen opgericht die voortgezet onderwijs aan volwassen vrouwen bieden. Dit zijn internaten zodat de Saharaanse vrouwen met hun gezin naar de school kunnen verhuizen en zowel aandacht kunnen besteden aan hun eigen onderwijs als aan hun gezin.

Saharaanse vrouwen worden gerespecteerd, bekleden hoge posities binnen de regering van de DARS (ministers) en zijn aanwezig in alle hogere posities binnen de samenleving. Hun rol is cruciaal voor het effectief functioneren van de vluchtelingenkampen en de samenleving in het algemeen. Saharaanse vrouwen worden aangemoedigd deel te nemen aan politieke activiteiten en spelen een grote rol in de versterking van de internationale steun door het bezoeken en organiseren van conferenties en internationale seminars in Afrika, Europa en de Verenigde Staten.

11.0 Onderwijs

De DARS geeft eveneens prioriteit aan onderwijs. Ten tijde van de Marokkaanse invasie was 95% van de Saharanen analfabeet, een erfenis van de Spaanse koloniale tijd. Vandaag de dag, na ongeveer dertig jaar ballingschap, zijn de Saharanen er in geslaagd dit cijfer om te keren: 90% van de Saharanen kan nu lezen en schrijven. Alle Saharaanse kinderen volgen verplicht onderwijs. Elk kamp beschikt over crèches, kleuter- en basisscholen. Daarnaast zijn er eveneens twee grote middelbare scholen opgericht. Saharaanse leraren hebben in het buitenland specialistische trainingen doorlopen ofwel onder toezicht stages op de scholen gelopen om assistentie te verlenen in de klas.

Een aantal leerlingen krijgt de mogelijkheid om via hulpprogramma’s van andere landen een universitaire opleiding te volgen. Het Ministerie van Onderwijs heeft als doel het potentieel van de Saharaanse bevolking te ontwikkelen. Dit is niet alleen om individuen in de kampen kansen te geven, maar bovenal om de bevolking voor te bereiden op de wederopbouw van hun eigen land na het verkrijgen van de onafhankelijkheid.

De Saharaanse samenleving is als gevolg van de aandacht voor onderwijs op alle niveaus politiek bewust en voelt een sterke collectieve motivatie om nationale onafhankelijkheid te verwezenlijken. De Saharanen die op vrijwillige basis onbetaald hogere functies bekleden in de ministeries van de DARS of internationaal diplomatiek werk verrichten, bewijzen dat het ideaal van onafhankelijkheid breed wordt gedragen.

12.0 Economie

Het idee van betaald werk is nieuw voor de Saharaanse maatschappij omdat de traditionele Saharaanse economie gekenmerkt wordt door ruilhandel. De DARS heeft plannen ontwikkeld voor industriële ontwikkeling die het overnemen van de huidige fosfaat-, vis- en ijzerertsindustrieën behelzen. Momenteel worden deze door Marokko geëxploiteerd.

Binnen de kampen worden private economische activiteiten ontplooid, zoals kleine buurtwinkels en het aanbieden van diensten. Binnen de kampen zijn winkelgebieden ontstaan. Hier worden elementaire detailhandelproducten en vlees – als aanvulling op het voedsel dat door de UNHCR wordt geleverd – verkocht. Het geld om deze producten te kunnen kopen komt van Saharanen die in het buitenland werken en geld overmaken aan hun familie. Deze ontwikkeling past in de traditionele Saharaanse rol van intermediair in de regionale handel. Western Sahara Resource Watch

13.0 Mensenrechten

Sinds de annexatie van West-Sahara is de Marokkaanse bezettingsmacht veelvuldig beschuldigd van het hardhandig kidnappen en gevangen zetten van Saharanen. Mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International hebben meermalen bij de Marokkaanse regering aangedrongen op informatie over deze Saharanen en hebben gelobby’d voor de vrijlating van deze politieke gevangenen. Volgens schattingen zijn er meer dan duizend Saharanen tijdens de Marokkaanse bezetting ‘verdwenen’.

Pas in 1991 zijn 270 Saharanen, die 16 jaar illegaal zijn vastgehouden, onder druk van de internationale gemeenschap vrijgelaten. Hiervoor ontkende de Marokkaanse regering het bestaan van deze gevangenen. Deze Saharanen mochten na hun vrijlating niet over hun ervaringen vertellen en werden gedwongen zich continu bij de Marokkaanse politie te melden. Degenen die erin geslaagd zijn ondanks de bewaking te ontsnappen, hebben bevestigd dat op grote schaal werd gemarteld. Veel van hun lotgenoten zijn in Marokkaanse gevangenissen gestorven en honderden andere ‘verdwenenen’ zitten nog vast.

De vrijgelaten Saharanen zijn niet te weten gekomen waarom zij illegaal vast werden gehouden en zij hebben evenmin schadevergoedingen gekregen. De nabestaanden van Saharanen die in Marokkaanse gevangenissen zijn omgekomen, hebben geen bevestiging van de dood van hun familieleden gekregen en weten evenmin waar ze begraven zijn.

Internationale mensenrechtenorganisaties veroordelen jaar in jaar uit de schrikbarend slechte staat waarin de mensenrechten zich in Marokko bevinden, vooral als het gaat om de Saharanen in de bezette gebieden. Ondanks internationale druk en de aanwezigheid van een VN-vredesmacht blijft Marokko onveranderd de mensenrechten in de bezette gebieden schenden.

Het Ministerie van Democratie, Mensenrechten en Arbeid van de Verenigde Staten publiceerde 25 februari 2000 haar jaarverslag over 1999. Wat betreft Marokko en West-Sahara bevestigd dit verslag dat het Marokkaanse regime de Saharanen in de bezette gebieden van West-Sahara blijft onderdrukken. In het rapport staat: “Tijdens wat overduidelijk het meest excessieve politieoptreden van het jaar was gebruikte de politie van Laayoune (hoofdstad van West-Sahara) grof geweld om een demonstratie uiteen te drijven die was georganiseerd door studenten, werkloze afgestudeerden, mijnwerkers en voormalig politieke gevangenen (…) De politie moedigde criminelen die zich als burgers voordeden aan om winkels van Saharanen in de stad binnen te vallen, te plunderen en te vernietigen.” Het verslag vermeldde eveneens dat 46 Saharanen waren veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 2 maanden tot 15 jaar omdat zij aan vreedzame demonstraties hadden deelgenomen. Ten slotte vermeldde het rapport dat burgers “wiens huizen doorzocht werden ook door de politie werden geslagen in hun zoektocht naar huisgenoten. Er is tot op heden [de verschijningsdatum van het rapport] geen officieel onderzoek naar het politieoptreden ingesteld en niemand binnen het politiekorps is strafrechtelijk of civiel vervolgd.”

In 2005 is in de bezette gebieden van West-Sahara een volksopstand uitgebroken. Vreedzame demonstraties worden keer op keer gewelddadig uit elkaar geslagen en Saharanen worden opgepakt en gemarteld. Door dit brute politieoptreden is in 2005 een Saharaanse demonstrant om het leven gekomen.

In 2005 heeft Front Polisario de laatste Marokkaanse krijgsgevangenen vrijgelaten. Ironisch genoeg weigerde Marokko om propagandistische redenen in het verleden haar eigen burgers weer op te nemen.

14.0 Verenigde Naties

14.1 VN-Dekolonisatieprogramma

Het Handvest van de Verenigde Naties (1945) erkent het recht van volkeren op zelfbeschikking. Het Handvest erkent eveneens dat gekoloniseerde volkeren niet meteen volledig gebruik kunnen maken van dit recht. Voor deze volkeren, die in zogenoemde niet-zelfbesturende gebieden wonen, heeft de Algemene Vergadering van de VN dekolonisatieprogramma’s opgezet om hun rechten te beschermen.

West-Sahara werd in 1963 toegevoegd aan de VN-lijst van niet-zelfbesturende gebieden. In 1964 nam de VN-dekolonisatiecommissie de eerste resolutie over West-Sahara aan: Spanje werd opgeroepen om te beginnen met de dekolonisatie van het gebied. De Algemene Vergadering van de VN nam in 1965 een soortgelijke resolutie aan.

In eerste instantie verzette Spanje zich hiertegen, maar in 1974 verklaarde het land aan de VN bereid te zijn een referendum voor zelfbeschikking in het gebied te organiseren. De bevolking van West-Sahara zou in het referendum kunnen kiezen tussen onafhankelijkheid en een blijvende band met Spanje. Marokko en Mauritanië verzetten zich tegen dit voornemen omdat het referendum geen mogelijkheid zou bieden tot integratie met een van deze landen. In 1975 boog een onderzoeksmissie van de VN zich over West-Sahara. De missie bezocht West-Sahara, Marokko, Mauritanië en Algerije. De missie rapporteerde vervolgens dat er in West-Sahara brede steun voor Polisario en onafhankelijkheid bestond en raadde daarom het houden van een referendum voor zelfbeschikking aan. Handvest van de Verenigde Naties 1945 >>
VN-resolutie 2072 (XX) (Engels) 16-12-1965 >>
Fragment uit het rapport van de VN-onderzoeksmissie naar West-Sahara (Engels) juni 1975 >>

14.2 Het Internationaal Gerechtshof

In een poging de referendumplannen te vertragen verzocht Marokko – met steun van Mauritanië – de Algemene Vergadering van de VN om een advies van het Internationaal Gerechtshof (IG) te vragen. Het IG werd in december 1974 gevraagd advies uit te brengen naar aanleiding van de volgende vragen: (a) Was West-Sahara ten tijde van de Spaanse kolonisatie een ‘land dat aan niemand behoort’, een terra nullius? En indien het antwoord op deze vraag negatief zou zijn: (b) wat waren de juridische banden van dit gebied met het koninkrijk Marokko en met de Mauritaanse entiteit?

Het IG bestudeerde alle door Marokko, Mauritanië, Spanje en Algerije ingebrachte documenten, maar de Saharanen zelf mochten niet aan de procedures deelnemen omdat West-Sahara geen staat vormde. In oktober 1975, na 27 sessies aan de zaak te hebben besteed, gaf het IG haar oordeel.

Het Hof heeft unaniem besloten dat:

i)
‘West-Sahara geen terra nullius was ten tijde van de vestiging van het Spaanse protectoraat in 1884, omdat zij bewoond was door nomaden die sociaal en politiek in stammen waren georganiseerd die effectief vertegenwoordigd werden door stamhoofden.’

Het hof concludeerde eveneens dat:

ii)
‘het materiaal en de informatie dat aan het Hof is gepresenteerd geen banden aantoont van soevereiniteit tussen het territorium West-Sahara en het Koninkrijk Marokko of de Mauritaanse entiteit.’

Het Hof heeft derhalve geen juridische banden aangetroffen die invloed konden hebben op de toepassing van resolutie 1514 (XV) op de dekolonisatie van West-Sahara en, in het bijzonder, het beginsel van zelfbeschikking middels de in vrijheid uitgedrukte wens van de bevolking van het gebied.

Het besluit van het IG wees de Marokkaanse claim van soevereiniteit over West-Sahara zonneklaar af.Uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (Engels) 16-10-1975 >>

14.3 Het referendum

Ondanks het besluit van het Hof vielen Marokko en Mauritanië in strijd met het internationale recht in 1975 West-Sahara binnen en bezetten zij het gebied. De VN-Veiligheidsraad nam onmiddellijk een resolutie aan waarin de Marokkaanse inval werd veroordeeld en Marokko werd opgeroepen het gebied te verlaten. De resolutie werd echter geen kracht bij gezet.

In 1988 accepteerde Marokko onder internationale druk een vredesplan van de VN en de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE). Het plan had tot doel het Saharaanse volk de mogelijkheid te geven zijn recht op zelfbeschikking door het houden van een vrij en eerlijk referendum uit te oefenen. In september 1991 werd een staakt-het-vuren overeengekomen en een VN-missie (MINURSO) werd in het gebied gestationeerd.

In december 1991 trad de speciale afgezant van de VN voor West-Sahara af uit protest tegen de stilzwijgende instemming van de VN met de Marokkaanse schendingen van het akkoord. Marokko hield de stationering van de VN-missie en haar bevoorrading via Marokkaanse havens tegen. Buitenlandse bezoekers, de media en onafhankelijke hulporganisaties mochten het gebied niet in. De VN rapporteerden eveneens dat het staakt-het-vuren meerdere malen werd geschonden en het werd bekend dat een VN-functionaris gevoelige informatie van Polisario had doorgespeeld aan de Marokkanen. Het vredesplan voorzag in het houden van een referendum in 1992. Het referendum werd echter meerdere keren uitgesteld: eerst tot 1996, toen 1998, vervolgens 2000. Tot op heden is het referendum niet gehouden en in 2003 heeft Marokko verklaard geen referendum voor zelfbeschikking meer toe te staan.

De vice-voorzitter van de identificatiecommissie van MINURSO, voormalig Amerikaans ambassadeur Frank Ruddy, getuigde in 1995 in het Amerikaanse congres over de geringe vooruitgang van de VN-operatie in West-Sahara. Hij omschreef de Marokkaanse houding als “maffia-achtig” en “misdadig”. Hij verklaarde dat de telefoonlijnen van de VN werden afgeluisterd, dat er met de post werd geknoeid en dat zijn medewerkers regelmatig werden gefouilleerd. Hij voegde hieraan toe dat de Saharanen werden lastiggevallen, en dat degenen die zich registreerden als kiezer door de Marokkanen werden gefotografeerd en hun registratiekaarten na hun identificatie werden afgenomen.

Het vredesproces maakte een opleving door toen Kofi Annan secretaris-generaal van de VN werd en James Baker III als zijn Speciale Afgezant voor West-Sahara benoemde. De Speciale Afgezant organiseerde vele vredesbesprekingen tussen Marokko en Polisario die uitmondden in een overeenkomst die in 1997 in Houston, Texas werd getekend (Akkoord van Houston). Het Akkoord versterkte de kern van het vredesplan uit 1991: identificatie van stemgerechtigden, terugkeer van vluchtelingen, geen verplaatsing van troepen, vrijlaten van gevangenen, vrijheid om campagne te voeren, toegang voor internationale waarnemers en VN-medewerkers om tot een vrij en eerlijk referendum te komen. Het feit dat het Akkoord van Houston onder toezicht van de VN tot stand was gekomen na onderhandelingen tussen de twee strijdende partijen deed het geloof ontstaan dat er tastbare vooruitgang was geboekt om het conflict op te lossen.

Alhoewel de VN-missie in eerste instantie aanmerkelijke vooruitgang boekte met het registeren van kiesgerechtigden en de overige voorbereidingen voor een referendum, bleef de Marokkaanse invloed op de VN-missie aanzienlijk en slaagde het land er meerdere malen in het proces te vertragen.

Marokko probeerde in eerste instantie ongeveer 250.000 namen aan de kieslijst toe te voegen, maar deze valse claim werd door de VN verworpen. In februari 2000 had de VN een conceptlijst gepresenteerd waarop 86.000 geïdentificeerde kiesgerechtigden stonden. Vervolgens diende Marokko een lijst van 130.000 nieuwe namen in die door de registratiecommissie van de VN moest worden onderzocht. Vredesplan (Settlement Plan), zie annex II (Engels) >>
Verklaring van Frank Ruddy voor het Amerikaanse Congres (Engels) 25-01-1995 >>
Akkoord van Houston, zie annex III (Engels) september 1997 >>

14.4 Vredesplannen Baker-I en II

De Speciale Afgezant, James Baker III, raakte gefrustreerd door de aanhoudende problemen rondom het identificeren van kiesgerechtigden en zocht naar andere manieren om het conflict op te lossen. Dit leidde tot een “concept-raamwerkakkoord” (vredesplan Baker-I) dat in het rapport van de secretaris-generaal van de VN van 20 juni 2001 (s/2000/613) werd toegevoegd. Het plan hield kortweg in dat West-Sahara autonomie zou krijgen onder Marokkaanse soevereiniteit. Marokko steunde dit plan, wat zij mede had opgesteld. Het voorstel werd echter door Polisario, Algerije en Mauritanië afgewezen omdat het voorbij ging aan het zelfbeschikkingsrecht van de Saharanen. Bovendien herinnerde de meerderheid van de VN-Veiligheidsraad de secretaris-generaal en zijn afgezant eraan dat zij al een geschikt vredesplan had geaccepteerd en dat zij dit alternatieve plan niet goedkeurde.

Op 19 februari 2002 presenteerde de secretaris-generaal van de VN een rapport over de situatie in West-Sahara. In het rapport werd teruggekeken op tien jaar onderhandelen en formuleerde vier mogelijke vervolgopties. De secretaris-generaal vroeg de VN-Veiligheidsraad een van deze opties te kiezen en vervolgens hem het mandaat te geven om zonder tussenkomst van de strijdende partijen deze optie uit te voeren. De opties waren:

1.
Implementatie van het vredesplan uit 1991 (het houden van een referendum)
Deze optie had niet de goedkeuring van beide partijen: Marokko was tegen, de DARS was voor. Deze optie leidde tot het houden van een volwaardig referendum en maakte een grotere inzet van de VN noodzakelijk.
2.
Implementatie van een Herzien Raamwerkakkoord (West-Sahara krijgt autonomie binnen Marokko)
Deze optie had niet de goedkeuring van beide partijen: de DARS was tegen, Marokko was voor. Deze optie leidde tot erkenning van de Marokkaanse soevereiniteit over het gebied waarbij later eventueel een referendum over de toekomstige autonomie kon worden gehouden en de VN-missie kon worden afgebouwd.
3.
Verdeling van het gebied
Het gebied zou tussen Marokko en de DARS worden verdeeld. “Deze invalshoek brengt een politieke oplossing waarbij beide partijen iets krijgen, maar niet alles wat zij willen” (rapport van de Secretaris-Generaal, 19 februari 2002).
4.
Terugtrekking van de VN
Deze optie zou het falen erkennen van de VN-missie om het conflict op te lossen.

De VN-Veiligheidsraad was niet bereid uit de bovenstaande opties te kiezen. De Speciale Afgezant kwam daarop met een nieuw vredesplan dat veel gelijkenis met het Raamwerkakkoord vertoonde (vredespan Baker-II):

1.
West-Sahara zou voor een periode van vijf jaar bij Marokko worden ingelijfd als autonome provincie.
2.
Het provinciale bestuur zal worden gekozen door de stemgerechtigden die al door de VN waren geïdentificeerd.
3.
Na vijf jaar wordt een referendum gehouden waarin de Saharanen, maar ook de grotere groep Marokkaanse kolonisten, zouden mogen kiezen tussen onafhankelijkheid of definitieve integratie in de staat Marokko.

Tot veler verrassing ging Polisario ditmaal akkoord met het vredesakkoord, zij het met een bezwaar tegen de deelname van de Marokkaanse kolonisten aan het referendum. Afwijzing van het plan zou de terugtrekking van de VN dichterbij kunnen brengen, waardoor een oplossing voor het conflict nog verder weg zou komen te liggen. De VN-Veiligheidsraad stemde eveneens in met het plan, hoewel het nieuwe plan nauwelijks afweek van het oude.

De grootste verrassing kwam echter van Marokko: het land wees het nieuwe plan – dat grotendeels door Marokko zelf was opgesteld – af. Vanaf 2003 staat Marokko op het punt dat het referendum heeft afgedaan als een mogelijkheid om het conflict op te lossen. Marokko heeft eveneens aangegeven tegen iedere oplossing te zijn die de soevereiniteit van Marokko over het gehele gebied niet erkent. Hiermee is het vredesproces door toedoen van Marokko terug bij af. Vredesplan Baker I, zie annex I (Engels) mei 2001 >>
VN-Veiligheidsraadresolutie 1429 (Engels) 30-07-2002 >>
Vredesplan Baker II, zie annex II (Engels) mei 2003 >>

14.5 Recente ontwikkelingen

In 2004 trad de Speciale Afgezant, James Baker III, uit frustratie terug. Vervolgens benoemde de secretaris-generaal van de VN in 2005 een nieuwe Speciale Afgezant, de Nederlandse diplomaat Peter van Walsum. Aan hem is de taak nieuwe voorstellen te doen om het conflict om West-Sahara, dat al 30 jaar voortduurt, op te lossen.

Wat deze oplossing ook zal behelzen, het is zonneklaar dat de enige logische en democratische oplossing het houden van een vrij en eerlijk referendum is, zodat de Saharanen met hun onvervreemdbare recht op zelfbeschikking over hun toekomst kunnen beslissen.